Basisbegrippen snowboarden
  1. Backside
    Een draaibeweging waarbij je met je rug naar de rijrichting draait. Deze term wordt vaak gebruikt bij het maken van sprongen of bochten.

  2. Frontside
    Het tegenovergestelde van backside, waarbij je met je borst naar de rijrichting draait. Dit is belangrijk bij het maken van bochten of sprongen.

  3. Kanten
    Het gebruik van de randen van je snowboard om te sturen of grip te krijgen. Deze zijn heel belangrijk bij het maken van bochten en het behouden van balans.

  4. Stance

    De positie van je voeten op het snowboard, zoals regular (linker voet vooraan) of goofy (rechter voet vooraan). Dit bepaalt je rijrichting en balans.

  5. Switch
    Rijden in de tegenovergestelde richting van je normale snowboardhouding. Dit kan op alle ondergronden worden geoefend en wordt vaak geoefend door gevorderde snowboarders.

  6. Carven
    Dit is een techniek waarbij je scherpe, vloeiende bochten maakt door op de randen van je snowboard te rijden.

  7. Jibbing
    Het uitvoeren van tricks op niet-sneeuwoppervlakken zoals rails, boxen, of andere obstakels. Dit is een veelvoorkomende term in snowparken, maar kan ook op rolbanen en outdoorbanen worden toegepast.

  8. Slide
    Een techniek waarbij je zijwaarts over een obstakel glijdt, zoals een rail of box.

  9. Ollie
    Dit is een basistruc waarbij je het board van de grond laat komen door eerst de achterkant van het board naar beneden te drukken en vervolgens op te springen. Heb je deze goed onder controle, dan kun je grotere sprongen gaan uitvoeren!

  10. Shredden!
    De term die snowboarders gebruiken als je goed en snel snowboardt. Dus, wanneer ga jij shredden?! 

     

Publicatiedatum: 09-08-2024