Basisbegrippen langlaufen en rolskiën
Welke termen kom je tegen tijdens het langlaufen en rolskiën? Dit zijn de 10 belangrijkste.
-
Klassiek
De traditionele langlaufstijl waarbij de ski's recht vooruit in een spoor bewegen. Deze stijl wordt vaak beoefend in loipes, aangelegde sporen in de sneeuw. -
Dubbelstok, dubbelstok met tussenpas en diagonaal
Dit zijn technieken binnen de klassieke langlaufstijl. Dubbelstok houdt in dat je met beide stokken tegelijkertijd afzet, dubbelstok met tussenpas voegt een stap tussen twee stokafzetten toe, en bij de diagonale techniek beweeg je afwisselend één ski naar voren terwijl je de tegenovergestelde stok naar achteren duwt. -
Skating
Een moderne langlaufstijl die lijkt op schaatsbewegingen, waarbij de ski's in een V-vorm geplaatst worden en je je zijwaarts afzet. -
1-op-1, 2-op-1 en klimpas
Dit zijn technieken binnen de skating-stijl. 1-op-1 betekent één stokafzet per beenbeweging, 2-op-1 betekent twee stokafzetten per enkele beenbeweging, en de klimpas is een variatie die gebruikt wordt voor het beklimmen van heuvels. -
Loipe
Voor klassieke langlaufers is een loipe een speciaal geprepareerde baan. In de vrijestijl biedt deze baan ruimte voor skaters, zonder dat ze gebonden zijn aan een vast spoor. -
Bermrem
Rolski's hebben geen remmen, daarom oefen je dit eerst in de (gras)berm. -
Teller
Tussen de punt en de stok bevindt zich de zogenaamde 'teller'. Dit is een rond kunststof plaatje dat ervoor zorgt dat je skistok niet verder dan de punt in de sneeuw zakt. -
Skispanning
De spanning van de ski bepaalt hoe de ski op de sneeuw reageert, cruciaal voor controle en efficiëntie in de beweging. -
Schubben
Dit zijn de groeven aan de onderkant van sommige langlaufski's die voor grip zorgen, vooral handig bij stijgende stukken. -
Skin ski's
Langlaufski's met ingebouwde vellen (skins) die zorgen voor goede grip op stijgende stukken zonder schubben of wax te hoeven gebruiken.
Publicatiedatum: 15-08-2024